Gewoonlijk werken de monniken in stilte, alleen of samen met enkele anderen. Niets onderscheidt hen van hun naaste buren: noch de werkkleding, de overalls, noch de machines waarover ze beschikken of de zorgen over winstgevendheid…afgezien dan van hun zeer kort geknipte haren als ze de kap afdoen. Maar achter dit alledaagse uiterlijk blijft het ideaal van hun voorgangers die bij hun arbeid baden ook het hunne. Daarom proberen ze voorrang te geven aan handenarbeid als de economische noodzakelijk hun dit toestaat.

Ledigheid is de vijand van de ziel; daarom moeten de broeders op bepaalde tijden bezig zijn met handenarbeid en ook op bepaalde tijden met lezing van het Woord Gods

( Sint Benedictus, Regel voor monniken, hoofdstuk 48. Vertaling fr. Frans Vromen osb )